Complexe systemen bestaan uit zelfstandige functie-eenheden die ten opzichte van elkaar horizontaal en verticaal geordend kunnen zijn. Horizontaal betekent samenhang in één organisatielaag, naast elkaar en gelijkwaardig. Verticale ordening duidt op hiërarchie en innesteling.
Denkmodellen zijn compacte verhalen van belangrijke intra- en intermenselijke processen. In een schema worden mogelijke onderdelen van een procesgang en hun mogelijke functionele samenhang weergegeven. Het doel is overzicht kunnen blijven houden tijdens de ontwikkeling van inzicht.
Een denkmodel geeft zodoende schematisch een bepaalde ordening weer zodat je in de gaten kunt houden of je alle samenhangen in je denken betrekt. Je weet dan in ieder geval dat je niets over het hoofd ziet. Vervolgens kun je ook bekijken welke functie-eenheden hoe en wanneer wel of niet samen (= op het zelfde moment) functioneel zijn. Daarna kun je eventueel proberen verbanden te vinden. Maar correlaties en causale verbanden vinden is ver voorbij het doel van een denkmodel.
De denkmodellen die we veel gebruiken richten zich stuk voor stuk op kunnen en willen samenwerken. Een goede samenwerking is in de eerste plaats gestoeld op
- zelf precies weten wat je functie behelst, wat je wilt doen en waar je voor staat;
- er voor zorgen dat de anderen ook precies weten wat je wel en niet moet doen;
- van elkaar weten dat je elk goed op de hoogte bent van elkaars bovenstaande punten.
Door dit wederkerig weten voelt elkeen zich gerechtigd om enerzijds voor de eigen taak op te komen (dit hoort bij mij) en anderzijds bij de ander op te eisen wat hij of zij moet doen (dit en dat verwachten we van jou).